naar hoofdtekst gaan

Beschrijving van het tabblad Onderhoud

Op het tabblad Onderhoud (Maintenance) kunt u onderhoudswerkzaamheden uitvoeren aan de printer of de instellingen van de printer wijzigen.

afbeelding: tabblad Onderhoud
Reiniging (Cleaning)
Hiermee voert u een reiniging van de printkop uit.
Bij het reinigen van de printkop worden de spuitopeningen vrijgemaakt.
Voer deze reiniging uit wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al zijn alle inktniveaus hoog genoeg.
Diepte-reiniging (Deep Cleaning)
Hiermee voert u een diepte-reiniging uit.
Voer een diepte-reiniging uit wanneer een probleem met de printkop niet is opgelost nadat u deze tweemaal hebt gereinigd.

Opmerking

  • Bij Diepte-reiniging (Deep Cleaning) wordt meer inkt gebruikt dan bij Reiniging (Cleaning).
    Wanneer u de printkoppen vaak reinigt, zal de inktvoorraad snel slinken. Voer daarom alleen een diepte-reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Uitlijning printkop (Print Head Alignment)
Bij het uitlijnen van de printkoppen worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt.
Lijn de printkop direct uit nadat u de printkop hebt geplaatst.
Wanneer u klikt op Uitlijning printkop (Print Head Alignment), wordt het Dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) weergegeven.
Controle spuitopening (Nozzle Check)
Hiermee drukt u een controleraster voor de spuitopeningen af.
Gebruik deze functie als de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt. Druk een controleraster voor de spuitopeningen en controleer of de printkop correct werkt.
Klik op Reiniging (Cleaning) om de printkop te reinigen als de afdruk voor een bepaalde kleur vaag is of als bepaalde delen niet zijn afgedrukt.
Als u een lijst wilt weergeven met items die u moet controleren voordat u het controleraster voor de spuitopeningen afdrukt, klikt u op Initiële controle-items (Initial Check Items).
Controleraster afdrukken (Print Check Pattern)
Met deze functie drukt u een raster af waarmee u kunt controleren of een of meer spuitopeningen verstopt zijn.
Klik op Controleraster afdrukken (Print Check Pattern). Klik in het bevestigingsbericht op OK. Het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) wordt weergegeven.
Linkerbitmap (goed)
De spuitopeningen van de printkop zijn niet verstopt.
Rechterbitmap (slecht)
De spuitopeningen van de printkop zijn mogelijk verstopt.
Afsluiten (Exit)
Hiermee sluit u het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) en keert u terug naar het tabblad Onderhoud (Maintenance).
Reiniging (Cleaning)
Hiermee voert u een reiniging van de printkop uit.
Bij het reinigen van de printkop worden de spuitopeningen vrijgemaakt.
Voer een reiniging uit wanneer de afdruk vaag is of als een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al zijn alle inktniveaus hoog genoeg.
Printer uit (Power Off)
Hiermee schakelt u de printer uit via het printerstuurprogramma.
Gebruik deze functie om de printer uit te schakelen wanneer u niet op de knop AAN (AAN/UIT) op de printer kunt drukken omdat u geen toegang hebt tot de printer.
U moet op de knop AAN (AAN/UIT) op de printer drukken om de printer weer in te schakelen nadat u op deze knop hebt gedrukt. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de printer niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma.
Printer automatisch aan/uit (Auto Power)
Hiermee opent u het Dialoogvenster Printer automatisch aan/uit (Auto Power Settings).
Hier kunt u instellingen opgeven voor het automatisch in- of uitschakelen van de printer. Gebruik deze functie als u de instellingen voor automatisch in-/uitschakelen wilt wijzigen.

Opmerking

  • Als de printer is uitgeschakeld of als communicatie tussen de printer en de computer is uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de printerstatus niet kan vaststellen.
    Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer weer te geven.
Stille instellingen (Quiet Settings)
Hiermee opent u het Dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings).
In het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) kunt u een instelling opgeven die ervoor zorgt dat de printer minder geluid maakt. Dit is handig als het geluid van de printer storend is, bijvoorbeeld wanneer u 's nachts afdrukt. Gebruik deze optie als u de instelling voor de stille modus wilt wijzigen.

Opmerking

  • Als de printer is uitgeschakeld of als communicatie tussen de printer en de computer is uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de printerstatus niet kan vaststellen.
Aangepaste instellingen (Custom Settings)
Hiermee opent u het Dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings).
Gebruik deze functie om de instellingen van deze printer te wijzigen.

Opmerking

  • Als de printer is uitgeschakeld of als communicatie tussen de printer en de computer is uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de printerstatus niet kan vaststellen.
    Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer weer te geven.
Afdrukgeschiedenis weergeven (View Print History)
Deze functie start het Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld en geeft de afdrukgeschiedenis weer.

Opmerking

  • U kunt deze functie alleen gebruiken met het XPS-printerstuurprogramma.
Printerstatus weergeven (View Printer Status)
Hiermee start u de Canon IJ-statusmonitor.
Gebruik deze functie als u de printerstatus en de voortgang van een afdruktaak wilt controleren.

Opmerking

  • Als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt, verandert 'Canon IJ-statusmonitor' in 'Canon IJ XPS-statusmonitor'.
Info (About)
Hiermee opent u het Dialoogvenster Info (About).
U kunt de versie van het printerstuurprogramma en een copyrightmelding bekijken.
Daarnaast kunt u de gebruikte taal wijzigen.

Initiële controle-items (Initial Check Items) (Reiniging (Cleaning) / Diepte-reiniging (Deep Cleaning))

Controleer voordat u Reiniging (Cleaning) of Diepte-reiniging (Deep Cleaning) uitvoert of de printer is ingeschakeld en open de klep van de printer.
Controleer voor elke inkt de volgende items.

  • Controleer de resterende hoeveelheid inkt in de tank.
  • Zorg dat u de inkttank goed aandrukt totdat u een klik hoort.
  • Als oranje tape is bevestigd op de inkttank, verwijdert u deze helemaal.
    Als er tape achterblijft, kan deze de inktuitvoer blokkeren.
  • Controleer of de inkttanks op de juiste posities zijn geplaatst.

Dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment)

In dit dialoogvenster kunt u de bevestigingspositie van de printkop aanpassen of de huidige ingestelde waarde voor de positie van de printkop afdrukken.

Printkop uitlijnen (Align Print Head)
Hiermee lijnt u de printkop uit.
Bij het uitlijnen van de printkoppen worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt.
Lijn de printkop direct uit nadat u de printkop hebt geplaatst.
Uitlijningswaarde afdrukken (Print Alignment Value)
Klik op deze knop om de huidige ingestelde waarde voor de positie van de printkop te controleren.
De huidige ingestelde waarde voor de positie van de printkop wordt afgedrukt.

Dialoogvenster Uitlijning printkop (Print Head Alignment)

Als u de positie van de printkop handmatig wilt aanpassen, klikt u op Printkop uitlijnen (Align Print Head) in het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) en voert u de bewerkingen in de weergegeven berichten uit. Vervolgens wordt het dialoogvenster Uitlijning printkop (Print Head Alignment) weergegeven.
In dit dialoogvenster kunt u het afgedrukte raster controleren en de positie van de printkop aanpassen.

Voorbeeldvenster
Hier wordt het raster van Uitlijning printkop (Print Head Alignment) weergegeven en de positie van het geselecteerde raster gecontroleerd.
U kunt de instelling ook wijzigen door rechtstreeks te klikken op het raster op het scherm.
Selecteer het rasternummer
Vergelijk de afgedrukte aanpassingsrasters en geef het nummer van het raster met de minst zichtbare strepen of horizontale lijnen op in het desbetreffende vakje.

Opmerking

Initiële controle-items (Initial Check Items) (Controle spuitopening (Nozzle Check))

Controleer voordat u Controle spuitopening (Nozzle Check) uitvoert of de printer is ingeschakeld en open de klep van de printer.
Controleer voor elke inkt de volgende items.

  • Controleer de resterende hoeveelheid inkt in de tank.
  • Zorg dat u de inkttank goed aandrukt totdat u een klik hoort.
  • Als oranje tape is bevestigd op de inkttank, verwijdert u deze helemaal.
    Als er tape achterblijft, kan deze de inktuitvoer blokkeren.
  • Controleer of de inkttanks op de juiste posities zijn geplaatst.

Dialoogvenster Printer automatisch aan/uit (Auto Power Settings)

Wanneer u klikt op Printer automatisch aan/uit (Auto Power), wordt het dialoogvenster Printer automatisch aan/uit (Auto Power Settings) weergegeven.
In dit dialoogvenster kunt u de stroomvoorziening van de printer beheren vanuit het printerstuurprogramma.

Printer automatisch aan (Auto Power On)
Hier selecteert u de instelling voor automatisch inschakelen.
Kies Uitschakelen (Disable) om te voorkomen dat de printer automatisch wordt ingeschakeld wanneer afdrukgegevens naar de printer worden gestuurd.
Zorg dat de printer is ingeschakeld en klik daarna op OK om de instellingen van de printer te wijzigen.
Kies Inschakelen (Enable) om de printer automatisch in te schakelen wanneer afdrukgegevens naar de printer worden gestuurd.
Printer automatisch uit (Auto Power Off)
Hier selecteert u de instelling voor automatisch uitschakelen.
Als binnen de opgegeven tijd geen bewerking in het printerstuurprogramma of handeling op de printer wordt uitgevoerd, wordt de printer uitgeschakeld.

Dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings)

Wanneer u klikt op Stille instellingen (Quiet Settings), wordt het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) weergegeven.
In het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) kunt u een instelling opgeven die ervoor zorgt dat de printer minder geluid maakt.
Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt.
Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen.

Stille modus niet gebruiken (Do not use quiet mode)
Selecteer deze optie als u de printer wilt gebruiken met het normale werkingsvolume.
Stille modus altijd gebruiken (Always use quiet mode)
Selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder geluid maakt.
Stille modus gebruiken op opgegeven tijden (Use quiet mode during specified hours)
Selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder geluid maakt op de opgegeven tijden.
Geef de Begintijd (Start time) en de Eindtijd (End time) op van de periode waarin de stille modus actief moet zijn. Als beiden op dezelfde tijd zijn ingesteld, werkt de stille modus niet.

Belangrijk

  • U kunt de stille modus instellen via het bedieningspaneel van de printer, het printerstuurprogramma of ScanGear (scannerstuurprogramma).
    Wat u ook gebruikt om de stille modus in te stellen, deze modus wordt toegepast als u bewerkingen uitvoert vanaf het bedieningspaneel van de printer of als u afdrukt of scant vanaf de computer.
  • Als u een tijd opgeeft voor Stille modus gebruiken op opgegeven tijden (Use quiet mode during specified hours), wordt de stille modus niet toegepast op bewerkingen (zoals kopiëren of direct afdrukken) die rechtstreeks vanaf de printer worden uitgevoerd.

Dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings)

Wanneer u klikt op Aangepaste instellingen (Custom Settings), wordt het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) weergegeven.
Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van de printer.

Afdrukbare disc in de disclade detecteren (Detects a printable disc in the disc tray)
Deze optie detecteert tijdens het afdrukken van disclabels of een afdrukbare disc in de disclade is geplaatst en toont een bericht als er geen disc is geplaatst.
Schakel dit selectievakje in als u bij het afdrukken wilt detecteren of een afdrukbare disc is geplaatst.

Belangrijk

  • Als u dit selectievakje uitgeschakeld laat, kan de printer naar de disclade afdrukken ook al is er geen afdrukbare disc in de disclade geplaatst. Daarom dient u dit selectievakje normaal gesproken in te schakelen.
  • Als u een reeds bedrukte afdrukbare disc in de disclade plaatst, detecteert de printer mogelijk dat er geen afdrukbare disc in de lade is geplaatst. Schakel in dat geval dit selectievakje uit.
Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion)
Bij het gebruik van een hoge dichtheid kan de ruimte tussen de printkop en het papier worden vergroot om schuring van het papier te voorkomen.
Schakel dit selectievakje in als u deze functie wilt inschakelen.
Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually)
De functie Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) is normaliter ingesteld op automatische uitlijning. U kunt dit echter wijzigen in handmatige uitlijning.
Als het afdrukresultaat na een automatische printkopuitlijning niet naar wens is, voert u de uitlijning handmatig uit.
Schakel dit selectievakje in om de printkop handmatig uit te lijnen.
90 graden naar links roteren als afdrukstand [Liggend] is (Rotate 90 degrees left when orientation is [Landscape])
Op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) kunt u de draairichting van de optie Liggend (Landscape) bij Afdrukstand (Orientation) wijzigen.
Als u het document tijdens het afdrukken 90 graden naar links wilt draaien, schakelt u het selectievakje in.

Opmerking

  • Als Yougata 4 105x235mm (Yougata 4 4.13"x9.25"), Yougata 6 98x190mm (Yougata 6 3.86"x7.48"), Com 10-envelop (Envelope Com 10) of DL-envelop (Envelope DL) is geselecteerd voor Paginaformaat (Page Size) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup), draait de printer het papier 90 graden naar links bij het afdrukken, ongeacht de instelling 90 graden naar links roteren als afdrukstand [Liggend] is (Rotate 90 degrees left when orientation is [Landscape]) voor Aangepaste instellingen (Custom Settings) op het tabblad Onderhoud (Maintenance).
Niet-overeenkomende pap.instel. niet detect. bij afdr. vanaf comp. (Don't detect mismatch of paper settings when printing from computer)
Als u documenten afdrukt vanaf uw computer en de papierinstellingen in het printerstuurprogramma en de papiergegevens die op de printer zijn geregistreerd niet overeenkomen, schakelt deze instelling de berichtweergave uit en kunt u doorgaan met afdrukken.
Schakel dit selectievakje in als u detectie van niet-overeenkomende papierinstellingen wilt uitschakelen.
Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time)
U kunt ervoor zorgen dat de printer enige tijd wacht voordat de volgende pagina wordt afgedrukt. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, is de wachttijd korter.
Als het papier inktvlekken bevat, omdat de volgende pagina wordt uitgeworpen voordat de inkt op de afgedrukte pagina heeft kunnen drogen, verhoogt u de droogtijd voor de inkt.
Wanneer u de droogtijd verlaagt, verloopt het afdrukken sneller.

Dialoogvenster Info (About)

Wanneer u klikt op Info (About), wordt het dialoogvenster Info (About) weergegeven.
In dit dialoogvenster worden de versie, een copyrightmelding en de modulelijst van het printerstuurprogramma weergegeven. U kunt de gebruikte taal selecteren en de taal wijzigen die wordt weergegeven in het eigenschappenvenster.

Modules
Hier worden de modules van het printerstuurprogramma vermeld.
Taal (Language)
Hier geeft u de taal op die u wilt gebruiken in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.

Belangrijk

  • Als het lettertype voor de weergave van de gewenste taal niet op uw systeem is geïnstalleerd, worden onjuiste tekens weergegeven.